
Minister Faber verlengt de grenscontroles tot december. Maar werkt het echt, of kijken we naar politiek theater met Minister Faber in de hoofdrol?
Meer uniformen, meer controleposten, maar weinig grip
Sinds december 2023 staan er extra marechaussees aan de Nederlandse grenzen. Schiphol, Limburg, Brabant, alles onder de scanner. In februari en maart zijn ruim 1200 mensen aangehouden — vooral mensen zonder geldige papieren.
Minister Faber noemt de controles noodzakelijk vanwege de hoge migratiedruk. Maar er zit een addertje onder het gras: Nederland kan als Schengenlid de grenzen formeel niet zomaar permanent sluiten. Daarom moet elke verlenging telkens opnieuw politiek verkocht worden, verpakt als daadkrachtige maatregel — ook al zijn het uiteindelijk vooral symbolische dijken tegen een woeste zee.
De Onzichtbare Grens: Kunst zonder Resultaat
Op papier klinkt het stoer: ‘grenscontroles verlengd!’ In de praktijk verandert het vooral de wachttijd bij tankstations net over de grens. De echte migratiestromen? Die vinden hun weg via achterdeuren, vrachtwagens, treinen en andere routes die niet met een mobiel controlepostje zijn dicht te zetten.
Zo is ‘De Onzichtbare Grens’ ontstaan: een prachtig stuk regeringskunst waarin commisies, overleggen, werkgroepen, hesjes en clipboardjes de hoofdrol spelen. Een performance vol bureaucratische passie, maar zonder noemenswaardig effect, Minister Faber zelf noemt de resultaten zelf wel 'bemoedigend'. Een tentoonstelling die draait om het gevoel van controle, niet de realiteit ervan.
Grenscontroles? Ja graag. Theater? Liever niet.
Niemand twijfelt eraan dat grenzen bewaken belangrijk is. Zonder grenzen geen veiligheid, geen orde, geen samenleving die overeind blijft. Maar dán moet je het wel serieus doen — structureel, effectief en zonder toneelstukken voor de bühne.
Zolang grenscontroles vooral dienen om politieke punten te scoren in praatprogramma's, blijft Nederland niet veiliger, maar alleen vermoeider van het kijken naar een bureacratisch toneelstuk dat steeds opnieuw wordt opgevoerd in Den Haag.